missionarissen van afrika
missionnaires d’afrique

L A V I G E R I E . be

DE WITTE PATERS BESTAAN 150 JAAR !

vrijdag 1 februari 2019 door D.F. (Vertaling), Webmaster

De Sociëteit van de Missionarissen van Afrika, de Witte Paters zoals men hen gebruikelijk noemt, viert haar 150 jaren van bestaan. Een verjaardag die zij vieren samen met de Zusters Missionarissen van Onze Lieve Vrouw van Afrika, op het einde van dit jaar 2018. De beide Instituten zijn gesticht geweest door [bleu]kardinaal [bleu]Lavigerie[/bleu][/bleu], in 1868 en 1869. Deze laatste was op de zetel van Algiers gekomen, in 1867. Reeds gekend in Frankrijk, bisschop van Nancy, was hij bevorderd, naar menselijke inzichten, tot een mooie carrière in Frankrijk, maar tot algemene verwondering had hij de zetel van Algiers aanvaard, die hij zag als een open deur op Afrika.
Een geschiedkundige van de Sociëteit heeft geschreven dat Lavigerie een “bipolaire” was, een term van de psychologie die duidt op een man die kan overgaan van een diepe depressie naar een moment van grote verheerlijking. De Witte Zusters, van hun kant, hebben dit ondervonden, toen Lavigerie besloten had de stichting die amper begonnen was stop te zetten. Er zal de koppigheid van een Bretoense nodig geweest zijn,[bleu] Moeder Salomé[/bleu], om hem op zijn beslissing te doen terugkomen. Al hebben de W.P. zo’n extreme situatie niet gekend, moet men toch erkennen dat het begin heroïsch was en getekend door een grote onzekerheid in de eerste missies van Kabylië, waarheen Lavigerie hen had gezonden met reeds een klare visie op wat hun apostolaat moest zijn.

Als Lavigerie bipolair was, moet men ook erkennen dat hij zeer intelligent was, begaafd met een wijde historische cultuur, met een vlotte pen; hij was in staat tien brieven tegelijk te dicteren aan een groep secretarissen. Hij had ook een klare visie van wat de missie in Kabylië en in een islamgebied zou zijn, en ook, vanaf 1878, in het hart van Afrika ten prooi aan de slavernij en het koloniale in stukken snijden van de jaren 1885. Al had hijzelf nooit een voet gezet in het hart van het zwarte Afrika, had hij nochtans nauwkeurige instructies gegeven aan zijn missionarissen om hun te zeggen hoe zij tewerk moesten gaan. Aan de missionarissen in een islamgebied had hij het bevel gegeven geen enkel doopsel toe te dienen, terwijl hij in centraal Afrika het catechumenaat van vier jaren voor het doopsel instelde. Toen zij in 1879 aangekomen waren in het hart van een Afrika, dat geteisterd was door de slavernij, wisten deze jonge missionarissen dat er alleen maar een duurzaam werk zou verwezenlijkt worden door de Afrikanen zelf die christenen en apostels waren geworden.

Zes jaren na hun implantatie in Oeganda, hebben de W.P. een twintigtal Martelaren voorbereid; ongelooflijk maar waar ! In 1913 wijdt Mgr. Streicher er zijn eerste priesters. In 1917 is het de beurt aan Rwanda en aan Kongo. Burundi zal volgen in 1925. Gedurende lange tijd werden aan de W.P. negen grootseminaries toevertrouwd, terwijl de Witte Zusters hielpen bij het ontstaan van 22 congregaties van Afrikaanse religieuzen.

In het Noordelijke halfrond, werden vele vormingshuizen geopend en deze werden goed voorzien van kandidaten. Van hoger uit bepaalt de Sociëteit de grote lijnen van haar aanwezigheid in islamgebied. En door een gelukkige samenloop van omstandigheden wordt de Sociëteit ertoe gebracht, in Jeruzalem, de vorming van de Greco-Melchitische clerus in handen te nemen met een scrupuleuze zorg deze niet te latiniseren.

Het is na de tweede wereldoorlog dat de aanwezigheid van de W.P. in Afrika records gaat kennen. Al de territoria haar toevertrouwd door de Congregatie van de Propaganda gaan het grootste aantal missionarissen W.P. tellen; als voorbeeld, een klein land als Burundi zal er tot 242 tellen in 1966.

De Sociëteit, daarin zeer getrouw aan de inzichten van haar stichter, legt sterk de nadruk op [bleu]de kennis van de lokale taal,[/bleu] de onmisbare sleutel om het hart en de diepe ziel van de ontmoete volken te vervoegen. Vanaf de Maghreb tot het gebied van de Grote Meren, bloeien de taalscholen op. In de tijd van Lavigerie sprak men niet van inculturatie; deze term is afwezig in onze instructies. Maar zijn nadruk op het aanleren van de taal, het toezien op en de studie van de leefgewoonten toont aan dat Lavigerie een grote zorg had dat zijn missionarissen doordrongen in de cultuur van de volken die zij ontmoetten.

De W.P. stichtten missies; de Zusters dispensaria, naaischolen, hospitalen. De twee congregaties staan op het hoogtepunt van hun rijpheid. Er zijn hindernissen geweest, zelfs grote ! Verschillend volgens de tijden. In het begin is dat het doordringen tot het hart van zwart Afrika, wat een zware bijdrage aan mensenlevens zal vereisen. Onlangs zei een confrater me dat in de kerk van Mpala, bij het Tanganyika Meer, er verschillende graven waren van W.P., een twaalftal Paters en Broeders die niet meer dan vijf jaar geleefd hebben na hun aankomst in het centrum van Afrika. Er was ook de verschrikkelijke wonde van de slavernij.

Hele karavanen van slaven op weg naar de Indische oceaan kruisten de karavanen van Pater die doordrongen tot het hart van Afrika. In 1888, had Lavigerie, reeds versleten en aan het einde van zijn krachten, de grote steden van Europa doorkruist om zijn verontwaardiging uit te schreeuwen en zo Europa te mobiliseren om zich te engageren in die urgente strijd. Langzaamaan hebben de Europese naties gereageerd en rond het einde van de eeuw werden de Tipo-Tips, de Rumaliza, de MwenyeHeri uitgeschakeld.

Nog andere hindernissen wachtten de W.P. Voor 1940, zou P. Léon Leloir het missionaire radiogesprek paradoxaal als titel geven ‘de triomfale mislukking van de katholieke missies’. De missies in volle rijpheid zagen hoe de lokale clerus tot volle groei kwam. In 1956 verschijnt het boek “Les prêtres noirs s’interrogent” (‘de zwarte priesters stellen zich vragen’). Zij zoeken hun plaats in deze missionaire Kerk die bijna zonder hen werd opgericht, althans bij haar begin. Deze bewustwording valt samen met het verschijnen van de onafhankelijkheidsbewegingen.

De missies gaan een delicate omdraai maken. Vaticaan II nauwelijks beëindigd, de onafhankelijkheden soms hard bevochten, gaan van alle missionariscongregaties een fundamentele tijdsaanpassing eisen. Het is in die nieuwe context dat [bleu]de Sociëteit van de Missionarissen van Afrika, in 1967, haar aggiornamento gaat ondernemen[/bleu]. Twee sessies van twee maanden gaan aan de Sociëteit toelaten zich opnieuw te situeren in een diepe veranderde context. Er is nu bijna overal in Afrika een lokale hiërarchie verantwoordelijk voor het lot van de kerken die door de W.P. gesticht werden. Hoe zich situeren in deze nieuwe situatie : zich versmelten in de nieuwe context en hierbij haar identiteit verliezen ofwel zich op zichzelf terugplooien ?

Het is ook het moment van een ernstige terugloop van de rekrutering in het noordelijk halfrond. Het kapittel van 1974 geeft zich als opdracht de rol nauwkeuriger te bepalen van de Sociëteit in de schoot van Kerken die uitgerust zijn van alle noodzakelijke structuren voor hun volle autonomie. De Sociëteit gaat zich aanbieden zich te wijden in de schoot van de diocesen aan[bleu] initiale taken, in nieuwe domeinen die verlevendigd werden door Vaticaan II : rechtvaardigheid en vrede, ontwikkeling, religieuze dialoog.[/bleu] Maar het kapittel van 1974 was ook een kapittel waar de enkele Afrikaanse leden hun stem lieten horen. Ik herinner me nog zeer goed een tussenkomst in de loop van dewelke twee Afrikaanse confraters de Sociëteit zeer ernstig interpelleerden, zij die verklaard had dat haar deuren openstonden voor de Afrikanen, terwijl ze nooit iets opgebouwd had om deze te ontvangen. Enkele jaren later was de draai genomen. In 1978, werd het eerste ontvangstcentrum geopend in Ituri (D.R. Kongo) en in de daarop volgende jaren werden talrijke centra opgericht, in zover dat [bleu]nu heel de vorming van de jongeren in Afrika gebeurt.[/bleu] Vandaag telt men [bleu]ongeveer 500 Afrikaanse kandidaten die in vorming [bleu]zijn[/bleu][/bleu]. Gedurende die veertig jaren, heeft die openheid voor Afrikaanse jongeren haar vruchten afgeworpen. De Sociëteit is al aan haar tweede Afrikaanse algemene Overste, zonder de talrijke algemene assistenten te tellen die uit Afrikaanse rangen komen.

Dankzij dit nieuw bloed dat uit Afrika zelf is gekomen, heeft de Sociëteit kleuren en levenskracht hernomen. Zij omsluit met goede zorgen en genegenheid haar confraters veteranen, die meestal opgevangen worden in rusthuizen. Zij wijdt veel van haar krachten aan de vorming van Afrikaanse, Indische, Mexicaanse, Filippijnse kandidaten en zij omkadert degelijk de nieuwe geëngageerden bij hun eerste stappen op de weg van het apostolaat in Afrika en zelfs in Europa.

Al deze nieuwe krachten doen nog beroep op de inzichten van kardinaal Lavigerie, over wie iemand ooit heeft geschreven dat hij geschikt was voor de taak in Afrika voor talrijke generaties na hem.

  Waly Neven, Mafr
Relai Maghreb 32