missionarissen van afrika
missionnaires d’afrique

L A V I G E R I E . be
Vaticaan

AANBIEDING VAN DE KERSTWENSEN BIJ DE ROMEINSE CURIE

TOESPRAAK VAN PAUS FRANCISCUS – Maandag 22 december 2016
maandag 2 januari 2017 door D.F. (Vertaling), Webmaster

[marron] De toespraak van paus Franciscus, tijdens de aanbieding van de Kerstwensen bij de Romeinse Curie, heeft een aanzienlijke weerklank opgeroepen. Dit is toe te schrijven aan de lijst van de vijftien “ziektes” die de medewerkers van de Heilige Stoel kunnen oplopen en waarvan de paus een gedetailleerde en geargumenteerde lijst heeft opgemaakt.

Het is een uitzonderlijk document dat, over de kring heen van de Romeinse Curie, het nadenken kan voeden van heel de Kerk. Hier volgen lange uittreksels ervan.[/marron]

Geliefde Broeders,

Op het einde van de Advent, vinden we elkaar terug voor de traditionele begroetingen.
Vóór alles, zou ik aan allen – medewerkers, broeders en zusters, pontificale vertegenwoordigers verspreid over de wereld – en aan al degenen die u dierbaar zijn, een heilig Kerstfeest en een goed en gelukkig jaar wensen. Ik wil u van harte bedanken voor uw dagelijkse inzet in dienst van de Heilige Stoel, van de katholieke Kerk, van de particuliere Kerken en van de Opvolger van Petrus.

De Romeinse Curie, een ingewikkeld lichaam

Denkend aan onze ontmoeting, is me het beeld van de Kerk als mystiek Lichaam van Jezus Christus voor de geest gekomen. Het is mooi te denken aan de Romeinse Curie als aan een klein model van de Kerk, ’t is te zeggen als aan een “lichaam” dat ernstig en elke dag weer zoekt levendiger te zijn, gezonder, harmonieuzer en meer verenigd, in zichzelf en met Christus.

Wat er ook van zij, door het feit dat de Curie een dynamisch lichaam is, kan dit niet leven zonder zich te voeden en zonder zichzelf te verzorgen. Inderdaad, de Curie – zoals de Kerk – kan niet leven zonder een vitale, persoonlijke, authentieke en solide band te hebben met Christus. Een lid van de Curie die niet dagelijks eet van dit Brood, zal een bureaucraat worden (een formalist, een functionaris, een eenvoudige bediende) : een twijg die verdroogt, stilaan sterft, en wordt uiteindelijk weggeworpen. Het dagelijks gebed, de trouwe deelname aan de sacramenten, vooral aan deze van de Eucharistie en van de verzoening, het dagelijks contact met het Woord van God en de spiritualiteit vertaald in doorleefde naastenliefde, vormen voor elkeen van ons vitale voedingsstoffen. Moge dit klaar zijn voor allen : zonder Hem, kunnen wij niets doen [mauve fonce](cf. Jo. 15, 8)[/mauve fonce].

Ziektes en bekoringen die onze dienst verzwakken

De Curie wordt geroepen om zich te verbeteren, om zich permanent te verbeteren en om te groeien in de levende verbondenheid of “communio”, de heiligheid en de wijsheid om haar zending ten volle te beleven. Nochtans, zoals elk lichaam, zoals elk menselijk lichaam, is zij blootgesteld aan de ziektes, aan het disfunctioneren, aan de gebrekkigheid. En ik zou hier sommige van die waarschijnlijke ziektes willen vermelden, de curiale ziektes”. Dat zijn ziektes die heel gewoon zijn in ons leven van de Curie. Dat zijn ziektes en bekoringen die onze dienst aan de Heer verzwakken.

- 1. De ziekte van degene die zich “onsterfelijk”, “geïmmuniseerd” of helemaal “onontbeerlijk” voelt en die de noodzakelijke en gebruikelijke controles verwaarloost. Een Curie die niet aan zijn zelfkritiek doet, zich niet voordurend aanpast, niet zoekt zich te verbeteren, is een ziek lichaam, gebrekkig. Een eenvoudig bezoek aan het kerkhof zou ons toelaten de namen te zien van talrijke personen, waarvan sommigen misschien dachten dat ze onsterfelijk, geïmmuniseerd en onontbeerlijk waren ! Dat is de ziekte van de rijke en dwaze mens van het Evangelie die dacht eeuwig te leven [mauve fonce](cf. Luc. 12, 13-21)[/mauve fonce] en van al degenen die zich omvormden in meesters en zich superieur voelden tegenover allen, en niet in dienst van allen. Zij vloeit dikwijls voort uit de pathologie van de macht, uit het “complex van de gekozenen”, uit het narcisme dat erin bestaat met passie zijn eigen beeld te bekijken en niet het beeld van God te zien ingedrukt op de gezichten van de anderen, vooral van de meest armen en de meest behoeftigen. Het antigif voor deze epidemie is de genade van zich zondaars te voelen en met heel zijn hart te kunnen zeggen : “Wij zijn eenvoudige dienaars : we hebben alleen maar onze plicht gedaan” [mauve fonce](Luc. 17, 10)[/mauve fonce].

- 2. Andere ziekte : “het marthalisme” (wat van Martha komt) of overdreven activiteit. Zij betreft degenen die verzuipen in het werk en zo onvermijdelijk “het beste deel” veronachtzamen: zich neerzetten aan de voeten van Jezus [mauve fonce](cf. Luc. 10, 38-42)[/mauve fonce]. Het is daarom dat Jezus aan zijn leerlingen gevraagd heeft om “even tot rust te komen” [mauve fonce](cf. Marc. 6, 13)[/mauve fonce], want de nodige rust veronachtzamen leidt tot stress en gejaagdheid. De rusttijd is, voor degene die zijn zending goed volbracht heeft, een noodzaak, een plicht, en moet dus ernstig beleefd worden : door een beetje tijd door te brengen met zijn familie en door de vrije rustdagen te respecteren als momenten om zich spiritueel en lichamelijk te herbronnen. Men moet onthouden wat Qohelet onderwijst : “Er is een tijd voor alles” [mauve fonce](QO. 3, 1-15)[/mauve fonce].

- 3. Er is ook de ziekte van de mentale en spirituele “petrificatie”. Degenen die erdoor aangetast worden hebben een hart van steen en een “stijve nek” [mauve fonce](Hand. 7, 51-60)[/mauve fonce]. Dat zijn degenen die, terwijl ze onderweg zijn, hun innerlijke sereniteit verliezen, de levendigheid en de durf, en zich wegstoppen achter hun dossiers, en zo de “koningen van het formulier” worden en niet “mannen van God” [mauve fonce](cf. Hebr. 3, 12)[/mauve fonce]. Het gevaarlijk die menselijke gevoeligheid te verliezen die toelaat te wenen met hen die wenen en zich te verheugen met hen die zich verheugen ! Dat is de ziekte van degenen die “de gezindheid “ die Jezus bezielde verliezen [mauve fonce](cf. Fil. 2, 5-11)[/mauve fonce]. Want, in de loop van de tijd, verhardt zich hun hart en is niet langer in staat onvoorwaardelijk de Vader en de naaste lief te hebben [mauve fonce](cf. Mat. 22, 34-40)[/mauve fonce]. Christen zijn betekent in feite “de gezindheid hebben die in Jezus Christus is” [mauve fonce](cf. Fil. 2, 5)[/mauve fonce], beschikbaarheid voor nederigheid en voor gave, voor onthechting en voor edelmoedigheid.

- 4. De ziekte van de overdreven planmatigheid en van het functionalisme. Als de apostel alles minutieus plant en gelooft dat dit perfect plannen ook werkelijk de zaken bevordert, hervormt hij zich praktisch tot een accountant of een fiscalist. Alles goed voorbereiden is noodzakelijk maar men mag nooit in de bekoring vallen de vrijheid van de Heilige Geest te willen opsluiten en besturen, die altijd groter blijft, edelmoediger dan elke menselijke planning [mauve fonce](cf. Jo. 3, 8)[/mauve fonce]. Men laat zich overwinnen door deze bekoring want “het is altijd gemakkelijker en toegeeflijker zich te laten vastpinnen in zijn eigen statische en onveranderde posities. In werkelijkheid, toont de Kerk zich trouw aan de Heilige Geest in de mate zij niet de pretentie heeft Hem te regelen en te knechten – de Heilige Geest knechten ! -. Hij is frisheid, verbeelding, nieuwheid”.

- 5. De ziekte van de slechte coördinatie. Wanneer er geen levende verbondenheid meer bestaat tussen de ledematen en het lichaam niet langer beschikt over zijn harmonieus functioneren en over zijn gematigdheid dan wordt het een orkest dat enkel nog lawaai produceert, omdat de leden ervan niet langer samenwerken en de geest van de samenwerking en van de ploeg beleven. Als de voet aan de arm zegt: “ik heb je niet nodig” of de hand aan het hoofd : “ik ben het die commandeer”, dan brengt dit alleen maar ongenoegen en schandaal mee.

- 6. Er is ook de ziekte van ‘spiritueel Alzheimer”, ’t is te zeggen het vergeten van “de heilsgeschiedenis, de persoonlijke geschiedenis met de Heer, van de “eerste liefde” [mauve fonce](Ap. 2, 4)[/mauve fonce]. Het betreft hier de progressieve neergang van de spirituele vermogens die, op minder of meer lange tijd, zware handicaps veroorzaakt bij de persoon en hem niet meer in staat stelt een autonome activiteit uit te oefenen. Deze leeft in een staat van absolute afhankelijkheid tegenover zijn dikwijls denkbeeldige zienswijzen. Wij ontdekken deze ziekte bij degenen die het geheugen verloren zijn van hun ontmoeting met de Heer ; bij degenen die de historische zin van het leven verloren zijn ; bij degenen die helemaal afhankelijk zijn van hun hier en nu, van hun passies, grillige invallen en manieën ; bij degenen die muren en gewoontes om zich heen bouwen en meer en meer slaaf worden van de afgoden die zij gebeeldhouwd hebben met hun eigen handen.

- 7. De ziekte van de rivaliteit en van de ijdelheid. Wanneer het uiterlijk voorkomen, de kleuren van de kleren, de eretekens het eerste objectief van het leven worden, en men de woorden van de heilige Paulus vergeet “geeft niet toe aan partijzucht en ijdelheid, maar acht in ootmoed de ander hoger dan uzelf. Laat niemand alleen zijn eigen belangen behartigen, maar liever die van de naasten” [mauve fonce](Fil. 2, 3-4)[/mauve fonce]. Dat is de ziekte die ons aanzet om valse mannen en vrouwen te zijn en een vals “mysticisme” te beleven, een vals “quiëtisme”. Paulus zelf bestempelt hen als “vijanden van het kruis van Christus” omdat zij “hun eer en hun zinnen gericht zijn op het aardse” [mauve fonce](Fil. 3, 18-19)[/mauve fonce].

- 8. De ziekte van de existentiële schizofrenie. Dat is de ziekte van degenen die een dubbel leven leiden, vrucht van de typische hypocrisie van de middelmatigheid en van de progressieve spirituele leegte die de diploma’s en de academische titels niet kunnen opvullen. Een ziekte die dikwijls degenen raakt die zich, bij het verlaten van de pastorale dienst, beperken tot bureaucratische taken en zo het contact verliezen met de werkelijkheid, met de concrete personen. Zij scheppen een parallelle wereld, de hunne, waar zij alles opzij schuiven wat zij streng aanleren aan de anderen en waar zij beginnen een verborgen leven te leiden dat dikwijls losbandig is. De bekering is tamelijk urgent en onmisbaar om deze zeer zware ziekte te bestrijden [mauve fonce](cf. Luc. 15, 11-32)[/mauve fonce].

- 9. De ziekte van het rumoer, van het kwaadspreken, en van de achterklap. Ik heb reeds herhaalde malen gesproken van deze ziekte, maar dat volstaat nog niet. Het is een zware ziekte, die eenvoudig begint, misschien alleen maar met een praatje maken, en die de persoon overmeestert. Deze laatste begint dan met “tweedracht te zaaien” (zoals Satan), en in vele gevallen de reputatie van zijn eigen collega’s en confraters “koelbloedig te vermoorden”. Dat is de ziekte van lafhartige personen, die de moed niet hebben rechtuit te spreken en achter te rug praten. De heilige Paulus verwittigt : “Doet alles zonder morren of tegen te stribbelen, opdat ge onberispelijk en ongerept moogt zijn” [mauve fonce](Fil. 2,14)[/mauve fonce]. Broeders laten we ons onthouden van het terrorisme van de kletspraatjes !

- 10. De ziekte die erin bestaat de hoger geplaatsten te vergoddelijken. Dat is de ziekte van degenen die hun oversten vleien, in de hoop zo hun welwillendheid te winnen. Zij zijn slachtoffers van het carrièrisme en van het opportunisme, zij verheerlijken de personen en niet God [mauve fonce](cf. Mat. 23, 8-12)[/mauve fonce]. Dat zijn personen die de dienst beleven en hierbij alleen denken aan wat zij moeten bekomen, en niet aan wat zij moeten geven. Kleingeestige, ongelukkige personen en alleen maar geïnspireerd door hun fataal egoïsme [mauve fonce](cf. Gal. 5, 16-25)[/mauve fonce]. Deze ziekte zou ook de oversten kunnen treffen wanneer zij sommigen van hun medewerkers het hof maken om zo hun onderdanigheid te bekomen, hun getrouwheid en hun psychologische afhankelijkheid, maar daaruit spruit uiteindelijk een werkelijke medeplichtigheid voort.

- 11. De ziekte van de onverschilligheid tegenover de anderen. Deze komt tot stand wanneer elkeen alleen maar aan zichzelf denkt en de eerlijkheid en de warmte van de menselijke relaties verliest. Als de meest ervaren zijn kennissen niet ten dienste stelt van de collega’s die dat minder zijn. Als men iets komt te vernemen en men het voor zichzelf houdt in plaats van het op een positieve wijze te delen met de anderen. Wanneer men, uit jalousie of uit sluwheid, men vreugde voelt de andere te zien vallen in plaats van hem te doen opstaan en hem aan te moedigen.

- 12. De ziekte van het naargeestige aangezicht. Is deze van de barse, stugge en norse personen, die van oordeel zijn dat men, om ernstig te zijn,het masker moet dragen van de melancholie, van de hardheid van de arrogantie, en men de anderen moet behandelen – vooral degene die men beschouwt als ondergeschikten – met gestrengheid, hardheid en arrogantie. In werkelijkheid, de theatrale gestrengheid en het steriele pessimisme zijn dikwijls de symptomen van een gevoelen van schrik en van onzekerheid. De apostel moet zich inspannen om een hoffelijke persoon te zijn, sereen, enthousiast en blij die de vreugde doorgeeft welke ook de plaats zij waar hij zich bevindt. Een hart vervuld van God is een gelukkig hart dat uitstraalt en zijn vreugde meedeelt aan allen die hem omringen : dat kan men meteen zien ! Laten we die geest van vreugde niet verliezen, die kan omgaan met humor, en zelfs met een lichte zelfspot, wat van ons beminnelijke mensen maakt zelfs in moeilijk omstandigheden. Wat doet een goede dosis humor ons deugd ! Dikwijls het gebed van de heilige Thomas More bidden zal ons deugd doen : ik doe dat elke dag en dat doet me deugd.

- 13. De ziekte die erin bestaat op te stapelen. Lijdt daaraan aan apostel die een existentiële leegte in zijn hart tracht op te vullen door materiële goederen op te stapelen, niet uit noodzaak, maar alleen maar om zich in veiligheid te voelen. Inderdaad, we zullen geen enkel materieel goed kunnen meedragen want “de lijkwade heeft geen zakken” en al onze aardse schatten – zelfs als het geschenken zijn –zouden nooit die leegte kunnen opvullen. Integendeel, ze zullen deze nog meer eisend maken en dieper. Aan deze personen herinnert de Heer : “Ge zegt: ‘ik ben rijk, ik heb me verrijkt, ik ontbeer niets’, en ge weet niet hoe ongelukkig, erbarmelijk, blind en naakt ge zijt ! (…). Welnu, wees vurig en bekeer u” [mauve fonce](Ap. 3, 17-19)[/mauve fonce]. De opstapeling kan ons alleen maar zwaarder belasten en ons onverbiddelijk afremmen op onze weg ! Ik denk aan een anekdote. Eertijds, beschreven de Spaanse jezuïeten het Gezelschap van Jezus als de “lichte cavalerie van de Kerk”. Ik herinner me nog de verhuis van een jonge jezuïet : hij was bezig alles wat hij bezat in een vrachtwagen te laden – bagage, boeken, voorwerpen, geschenken -, toen een oude jezuïet die dit merkte hem zei :”Zou dat de ‘lichte cavalerie van de Kerk’ zijn ?” Onze verhuizingen zijn een teken van deze ziekte.

- 14. De ziekte van de gesloten kringen, wanneer het behoren tot een kleine groep sterker wordt dan deze tot het Lichaam en, in sommige situaties zelfs, dan deze tot Christus zelf. Ook deze ziekte begint altijd met goede bedoelingen, maar in de loop van de tijd, maakt zij haar ledematen tot slaven, wordt zij een kanker die de harmonie van het Lichaam bedreigt en zoveel kwaad veroorzaakt – schandalen -vooral dan aan de minste van onze broeders. De zelfvernietiging of het “vriendenschot” van de wapenbroeders is het meest geniepige gevaar. Dat is het kwaad dat van binnenuit slaat en, zoals Christus het zegt, “elk rijk dat innerlijk verdeeld is, vervalt tot een woestenij” [mauve fonce](Luc. 11, 17)[/mauve fonce].

- 15. En de laatste, de ziekte van het werelds profijt, de exhibitionismen. Dat is de ziekte van de apostel die zijn dienst omvormt tot een macht, en zijn macht in handelswaar om wereldse profijten te verkrijgen, of nog meer macht. Dat is de ziekte van de personen die onverzadigbaar zoeken de machten te vermeerderen, en met dit doel, zijn zij in staat kwaad te spreken, te lasteren, de anderen in diskrediet te brengen, tot zelfs in de dagbladen en de tijdschriften. Natuurlijk, met de bedoeling uit te stallen en te tonen dat zij tot meer in staat zijn dan de anderen. Deze ziekte berokkent ook veel kwaad aan het Lichaam, want zij brengt de personen ertoe om ‘t even welk middel te gebruiken om dit doel te bereiken, dikwijls in naam van de rechtvaardigheid en de transparantie ! De herinnering aan een priester komt me voor de geest die de journalisten opriep om aan hen private en persoonlijke aangelegenheden te vertellen – en uit te vinden – over zijn confraters en zijn parochianen. Voor hem, telde alleen maar te zien dat hij vooraan stond in de krantberichten, want zo voelde hij zich “machtig en onweerstaanbaar”. En zo berokkende hij zoveel kwaad aan de anderen en aan de Kerk. Arme sukkelaar !

Broeders, dergelijke ziektes en dergelijke bekoringen zijn natuurlijk een gevaar voor elke christen en voor elke curie, gemeenschap, congregaties, parochie, kerkelijke beweging. En zij kunnen treffen op individueel en gemeenschappelijk niveau.

Alleen de Heilige Geest geneest elke ziekte

Laten we duidelijk zijn : alleen de Heilige Geest – de ziel van het mystieke Lichaam van Christus – geneest elke ziekte. Het is de Heilige Geest die elke eerlijk poging tot zuivering en elke goede wil om zich te bekeren. Hij is het die ons doet begrijpen dat elk ledemaat deel neemt aan de heiliging van het Lichaam en aan de verzwakking ervan.

De genezing is ook de vrucht van het bewustzijn van de ziekte en van de persoonlijke en communautaire beslissing zich te verzorgen, terwijl men de behandeling met geduld en volharding verdraagt. Wij worden dus opgeroepen – in deze Kersttijd en voor heel de duur van onze dienst en van ons bestaan – te leven “in de waarheid van de liefde” [mauve fonce](Ef. 4, 15)[/mauve fonce].

Geliefde Broeders !

Op een zekere dag heb ik gelezen dat priesters zijn als de vliegtuigen : komen pas op de voorpagina van de krant als zij vallen, maar eer zijn er heel wat die vliegen. Velen uiten kritiek en slechts weinigen bidden voor hen.

Dus, om niet te vallen, laten we aan de Maagd Maria vragen de kwetsuren van de zonde te genezen die elk van ons in zijn hart draagt, en de Kerk en de Curie te steunen opdat zij zouden genezen worden en dat zijzelf genezend werken; opdat zij heilig en heiligmakend zouden zijn; tot glorie van haar Zoon en voor ons heil en dat van de hele wereld. Laten wij haar vragen ons de Kerk te doen beminnen zoals Christus, haar Zoon en onze Heer, haar bemind heeft, en dat wij de moed zouden hebben ons als zondaars te erkennen en de nood uit te drukken aan haar barmhartigheid en niet bevreesd te zijn onze hand te leggen tussen haar moederlijke handen.

Al mijn beste wensen ter gelegenheid van dit Kerstfeest aan u allen, aan uw families, en aan uw medewerkers. En als ’t u belieft, vergeet niet te bidden voor mij ! Van harte wel bedankt !

Volledige tekst in het Frans :
Ook in [ DE - EN - ES - FR - IT - PL - PT ]


Homepagina | Contact | Overzicht van de site | | Statistieken van de site | Bezoekers : 274 / 1152730

De activiteit van de site opvolgen nl  De activiteit van de site opvolgen Getuigenissen - Gebeurtenissen   ?    |    titre sites syndiques OPML   ?

Site gebouwd met SPIP 3.0.28 + AHUNTSIC

Creative Commons License