missionarissen van afrika
missionnaires d’afrique

L A V I G E R I E . be

Kerk : crisis en hoop

José Comblin
vrijdag 28 februari 2014 door D.F. (Vertaling), Pierre Bastin, Webmaster


[bleu marine]José Comblin[/bleu marine] (+ 27 maart 2011), [marron]theoloog van Belgische afkomst, leefde gedurende lange jaren in Brazilië. In het kader van een theologisch congres georganiseerd ter gelegenheid van de 30ste verjaardag van de moord op Monseigneur Romero, heeft hij een toespraak gehouden waarvan hierbij het essentiële deel.[/marron] Maart 2010.

De ondertitels zijn van de redactie.

De vragen die me de laatste dagen gesteld werden hebben me de indruk gelaten dat de situatie die tegenwoordig overheerst in de Kerk een groot aantal mensen destabiliseert.

Toen ik jong was, heb ik een gelijkaardige ervaring opgedaan, misschien nog erger. Pius XII had al de belangrijke theologen van die tijd veroordeeld, evenals belangrijke sociale bewegingen, de beweging van de priesters-arbeiders in Frankrijk en in België… Als jonge seminaristen vroegen wij ons af: “Hebben we nog een toekomst ?” Een jezuïet, pater Leiber, biechtvader van de paus en professor in de Kerkgeschiedenis aan de Gregoriana Universiteit van Rome zei: “De situatie van de katholieke Kerk vandaag is gelijkend op die van een Middeleeuws kasteel : omringd door water, de inkombrug opgetrokken, de sleutels in het water geworpen. Er is geen enkel middel om eruit te komen, ’t is te zeggen de Kerk is afgesneden van de wereld : er is voortaan geen enkele mogelijkheid van toegang.” Daarna kwam Johannes XXIII en dan worden degenen die vervolgd werden plots de lichtbronnen van het Concilie; plots worden alle interdicten en schorsingen opgeheven. En er leefde toen weer hoop op. Ik vertel dat opdat ge niet verward zou zijn : er zal iets gebeuren, men weet niet goed wat precies, maar er gebeurt altijd wel iets. Hoe een dergelijke situatie uitleggen ?

De finale fase van het christendom

Wij benaderen de eindfase van het christendom. Het is sinds 200 jaar dat het in doodstrijd is getreden. Die doodstrijd kan nog enkele tientallen jaren verder gaan. De Kerk heeft opgehouden het geweten te zijn van de westerse wereld, zij heeft opgehouden de dynamiserende kracht te zijn die lichtend is, de cultuur uitlegt en de bron van de politiek, de bron van de economie, de bron van alles : wat zij geweest is gedurende het ganse christelijke tijdperk. Sinds de Franse revolutie werd dat geleidelijk afgebouwd en, bij ons, sinds de onafhankelijkheid en de scheiding met het Spaanse rijk. Dan zijn er verschillende profeten opgestaan die uitriepen: “het christendom is dood.”

Maar de façade is zo stevig dat zij een constante spanning behoudt. Nochtans, nu ja, geloof ik dat het christendom zijn finale fase bereikt. Wat er gebeurd is met de encycliek [bleu]Caritas in veritate[/bleu] is daarvan een teken. Hoeveel personen hebben deze gelezen ? Welke weerslag heeft deze in de wereld gehad ? Indrukwekkende stilte. Voortaan, heeft de sociale leer van de Kerk geen enkele belang meer voor niemand. Zij is opgehouden belangstelling te wekken omwille van wat er gebeurt op het vlak van de werkelijkheid op het terrein. Zij heeft opgehouden met kracht door te dringen op de problemen van de actuele wereld. Zij houdt zich dan aan theorieën die verschrikkelijk vaag zijn, verschrikkelijk abstract en algemeen. De brief [bleu]Caritas in veritate[/bleu] zou sonder enig probleem kunnen onderschreven worden door het Internationale Muntfonds of door de Wereldbank. Er is absoluut niets dat deze agentschappen zou kunnen storen. Dat is een teken.

Een ander teken, de conferentie van Aparecida heeft zich uitgesproken over talrijke punten maar zijn wil van de Kerk een zending maken : overgaan van een beschermende Kerk naar een missionaire Kerk die haar actie zal realiseren door dezelfde instellingen die niet missionair zijn maar het behoud van de aanwezigheid van de Kerk verzekeren : de diocesen, de parochies, de seminar0ies, de religieuze congregaties… Mirakel ! En zie nu vormen ze zich op tot missionair ! Sinds drie jaar zie ik geen grote omvorming. Dit wil zeggen dat het christendom zich geleidelijk ontbonden worden en uiteenvalt.

Een dergelijke situatie heeft zich reeds voorgedaan in de geschiedenis en zal zich nog dikwijls voordoen. Men moet leren weerstand te bieden, zich niet te laten ontmoedigen, de hoop niet verliezen omwille van wat er gebeurt. Wat er gebeurt is dat men in Rome zich niet wil overtuigen van de dood van het christendom. Men denkt dat de encyclieken, en de kerkelijke instellingen de wereld verlichten en leiden. Het is een wereld die op zichzelf is opgesloten en die inderdaad in een Middeleeuws kasteel leeft omgeven door water. Wat moet er dan gedaan worden ?

Een basisonderscheid : Evangelie en godsdienst

Het Evangelie komt van Jezus Christus; de godsdienst komt niet van Jezus Christus. Het Evangelie is niet religieus : Jezus heeft geen enkele godsdienst gesticht, hij heeft geen ritussen ingesteld, heeft geen leerstellingen onderwezen, hij heeft geen regeringssysteem ingesteld. Hij heeft zich ervoor ingezet om het Rijk van God aan te kondigen en te doen kennen, dit wil zeggen een totale verandering van de ganse mensheid onder al haar aspecten – een verandering van de relaties van de mensen onderling en van de mensen met God – een verandering waarvan de actoren de armen zullen zijn. Hij richt zich tot de armen omdat hij denkt dat alleen zij in staat zijn te handelen met die eerlijkheid, de oprechtheid die nodig is om een nieuwe wereld te bevorderen. Er zou daarin dus een politieke boodschap zijn, niet in de politieke zin die een plan, een methode voorstelt. Nee, het menselijk inzicht zal volstaan. Maar politiek als finaliteit, want dat is een oriëntatie die gegeven worden aan heel de mensheid.

En de godsdienst ? Jezus heeft geen enkele godsdienst gesticht. Maar zijn leerlingen, ja. Zij hebben een godsdienst geschapen terwijl zij op hem steunden. Waarom ? Omdat de godsdienst iets onmisbaars is voor de mensen. Men kan niet leven zonder godsdienst. Als de actuele godsdienst zich hier en nu desintegreert, zijn er in de Verenigde Staten 38.000 godsdiensten gerecenseerd. De godsdienst ontbreken niet. De mens kan niet leven zonder godsdienst ook al neemt hij zijn afstand van de grote traditionele godsdiensten. De godsdienst is dus een schepping van de mens.

De structuur is dezelfde in de christelijke godsdienst en in de andere godsdiensten. Er bestaat een christelijke mythologie zoals er ook een hindoeïstische, shintoïstische, confusiantische bestaat… Dat is inherent aan de natuur van het geheel van de mensheid. Men tracht uit te leggen alles wat onbegrijpelijk is in de menselijke conditie door de tussenkomst van wezens, van bovennatuurlijke entiteiten die buiten deze wereld zijn die de onze is en die zij in werkelijkheid besturen.

Ten tweede, een godsdienst dat zijn ritussen, om de bedreigingen weg te ruimen en om toegang te krijgen tot de weldaden. Zij hebben allemaal ritussen, in al deze zijn er personen die een bijzondere plaats innemen, die gevormd zijn om de ritussen goed te beheren en de mythologie aan te leren. Zo verloopt het ook met de christenen: hoe zouden ze kunnen leven zonder godsdienst ?

De aanvang van de christelijke godsdienst

Deze is begonnen toen Jezus object van de eredienst is geworden. Dat is tamelijk vlug gebeurd, meer bepaald tussen de leerlingen die hem niet gekend hadden, die niet hadden samengeleefd met hem. De volgende generatie, degenen die op afstand gebleven zijn in de tijd en in de ruimte, is Jezus dan omgevormd geworden in een object van de eredienst. Zo is hij, geleidelijk aan, [bleu]minder mens geworden[/bleu]. De eredienst voor Jezus is het feit van hem te volgen gaan vervangen. Jezus heeft nooit aan zijn leerlingen en cultusdaad gevraagd. Nooit heeft hij gevraagd dat hem een ritus zou aangeboden worden: nooit. Wat hij wou, ja zeker, wat een continuïteit, een continuïteit van zichzelf. Die dualiteit kwam vroeg aan de dag: 30 of 450 jaar na de dood van Jezus. Zij verscheen met voldoende kracht dat Marcus zijn Evangelie zou schrijven… tegen die neigingen naar de ontmenselijking, dit wil zeggen, van Jezus een cultusobject te maken. Het is daarin dat zijn Evangelie het woord is van een profeet om eraan te herinneren wie Jezus was, wat hij gedaan heeft, wat hij beleefd heeft in deze wereld, de onze, dat hij hier op aarde geleefd heeft, op onze aarde.

Deze bekoring verscheen progressief in het spoor van de ontwikkeling van de christelijke godsdienst. Er was een begin van [bleu]leer[/bleu]: het symbolum van de apostelen. Wat zegt die van Jezus ? Dat hij geboren werd en stierf. En dat is alles. Alsof al de rest niet belangrijk was, alsof de openbaring van God niet precies het leven zelf van Jezus was, zijn daden, zijn projecten, zijn aards bestaan: daar is de openbaring. Maar dat is, voortaan, stilaan uit het oog verloren gegaan. Het is hetzelfde voor het Symbolum van Nicea 5 en van Constantinopel (380-381)n: “Christus werd geboren en stierf”. Het Concilie van Calcedonië (451) stelt vast dat Jezus de goddelijke natuur en de menselijke natuur heeft. Maat wat is dat een natuur ? Een menselijk wezen heeft geen natuur; en menselijk wezen, dat is een leven, dat is een project, dat is een uitdaging of het is een strijd, het is een gemeenschappelijk leven midden al de anderen. Ziedaar wat fundamenteel is als we de continuïteit van Jezus willen verzekeren.

Geleidelijk aan, vertrekkend van de eerste concilies graaft de afstand zich uit met de godsdienst die vorm neemt. Met Nicea en Constantinopel vormt zich een kern van leerlessen, een kern van theologie en de Kerk gaat zich wijden aan de verdediging, de bevordering en de ontwikkeling van deze theologie.

Voortaan bereidt men grote [bleu]liturgieën[/bleu] voor en er wordt een [bleu]clerus[/bleu] georganiseerd. De clerus, als gescheiden klasse is een uitvinding van Constantijn (272-337), dit wil zeggen dat er tot Constantijn geen onderscheid werd gemaakt tussen een gewijde persoon en een profane persoon: zijn waren allen leken want Jezus had niets anders voorzien. Integendeel, hij schoof de priesters ter zijde en hij had in geen enkel geval het verschijnen voorzien van een andere priesterklasse want alle mensen waren gelijk. Er zijn ook geen gewijde personen want voor Jezus bestaat er geen fundamenteel verschil tussen gewijd en profaan, zoals in alle godsdiensten. Er is een clerus die zich inzet voor alles wat gewijd is en al de anderen die in de profane ruimte leven zijn ontvangers en geen actoren, zij hebben geen enkele actieve rol. Om een actieve rol te spelen, is het noodzakelijk gewijd te zijn. Dat begint in de tijd van Constantijn.

Evangelie en godsdienst in de geschiedenis van het christendom

Van daaruit gaan [bleu]twee strekkingen[/bleu] verschijnen: zij die zoals in het Evangelie van Marcus, in het hoofd hebben dat Jezus gekomen is opdat de weg in de geesten zou blijven: hij is gekomen opdat wij hem zouden volgen. Dat de basis, de grondpijler. Deze strekking gaat vernieuwen en in verscheidene historische contexten in toepassing te brengen wat het leven van Jezus was en zijn leer. Wij weten niet alles, zoveel is zeker, want de grote meerderheid van hen die de weg van Jezus gevolgd hebben zijn armen geweest, zij over wie men nooit spreekt – of zo weinig – in de geschiedenisboeken. Zij hebben geen documenten nagelaten. Maar sommige personen en instellingen hebben, van hun kant, wel documenten nagelaten. Zo kunnen we hun levensweg volgen, zien waar, in de loop van de geschiedenis, het Evangelie verschijnt, waar men geleidelijk een evangelische belevenis heeft gezocht. Degenen die gezocht hebben om op een radicale wijze het Evangelie te volgen vormen een minderheid, zoals don Helder Camara het zei: “abrahamitische minderheden”.

De meerderheid situeert zich bij de [bleu]tegengestelde pool[/bleu]: ’t is zeggen dat zij zich wijdt aan de leer, zij leert en verdedigt de leer tegen de ketters, tegen de ketterijen. Dat was één van haar voornaamste taken. Zij praktiseert ritussen en vormt de gewijde klasse, de priesterklasse.

In de loop van de geschiedenis, is [bleu]de Evangelie pool in strijd met de godsdienst pool[/bleu]. Er zijn degenen die zich wijden aan de godsdienst en degenen die zich wijden aan het Evangelie. Er zijn tussensituaties, zoveel is duidelijk. In de geschiedenis verschijnen twee groepen: de officiële geschiedenis, deze die men ons aanleerde toen ik jong was, dat was de geschiedenis van de kerkelijke instelling: men sprak alleen maar van de godsdienst? In de veronderstelling dag de godsdienst de inleiding was voor het Evangelie. Maar dat alleen maar een veronderstelling. Men kan denken dat alles wat het licht ziet als vormend deel van de godsdienst in het katholieke systeem, van Jezus komt, zoals men het zei in de traditionele theologie in de christelijke tijden: alles, in de Rooms katholieke Kerk komt van Jezus ! Het is met theologische acrobatieën dat men ertoe komt aan te tonen dat alles zijn oorsprong heeft in Jezus en geen wortel heeft in andere godsdiensten, in andere culturen alsof de bekeerde christenen helemaal zuiver zouden zijn van elke cultuur, van elke godsdienst. Allen dragen hun cultuur bij, dragen hun godsdienst bij en voeren zo in hun christelijk leven elementen in die komen uit hun vroegere godsdienst, uit hun cultuur. Dat is de reden waarom hun godsdienst iets dubbelzinnigs, iets complex inhoudt. Dat is onvermijdelijk want de mensen die het Evangelie integreren zijn geen engelen, zij integreren deze beladen door eeuwen van geschiedenis, eeuwen van culturele overdracht. En alles integreert zich daarin natuurlijk.

Bijgevolg, een oppositie van [bleu]politieke essentie[/bleu] komt duidelijk aan het licht. Het Evangelie vloeit voort uit God en kan bijgevolg niet veranderen. De godsdienst is een menselijke schepping, deze kan en moet dus vernaderen in functie van de evolutie van de cultuur, van de levensomstandigheden van de volken in ’t algemeen. Indien de godsdienst gehecht blijft aan haar verleden, dan verlaat men deze stilaan voor een andere die meer aangepast en beter begrijpelijk is. Het Evangelie wordt beleefd zonder het concrete, materiële en sociale leven. De godsdienst leeft in een symbolische wereld. Alles daarin is symbolisch, de leer, de ritussen en de priesters. Dat zijn maar symbolische entiteiten die geen deel nemen aan de materiële werkelijkheid. De werkelijkheid van het Evangelie is universeel want zij draagt geen enkele cultuur en wordt die geassocieerd met geen enkele cultuur, met geen enkele godsdienst.

De godsdiensten zijn altijd geassocieerd met een cultuur: de katholieke godsdienst bijvoorbeeld is verbonden met de Romeinse klerikale subcultuur die door de moderniteit gemarginaliseerd wordt, die in volle verval is want de leden ervan hebben geweigerd toe te treden tot de moderne cultuur. [bleu]Het Evangelie is een onthechting aan de macht[/bleu] en aan alle machten die in de maatschappij bestaan. De godsdienst zoekt de macht en de steun van de macht, doorheen alle machtsvormen. Dit is een evidentie.

In de tijd van de gevangenneming van de bisschoppen van Riobamba (1976), (De Braziliaanse regering had een stakinggebroken door de bisschoppen aan te houden die waren komen manifesteren met de stakers en de nuntius had partij gekozen voor de regering) zei de nuntius: “Als de Kerk van de regeerders niet heeft dan kan zij niet evangeliseren.” Integendeel, als zij de steun van de machten heeft, dan zal het voor de Kerk moeilijk zijn om te evangeliseren. Klaarblijkelijk, al de gezagsdragers waren verenigd: de clerus en de regering, de clerus en het leger. Het is moeilijk af te zien van dat alles. Een bisschop van Bahia, Luis Carpio, gekend door twee hongerstakingen die hij in Brazilië gedaan heeft om te protesteren tegen een project van de regering gebaseerd op een enorme leugen, heeft zich uitgedrukt in verschillende steden in Duitsland. Men heeft hem de som van 100.000 $ willen geven. Hij vroeg vanwaar dat geld kwam. Men zei hem dat het kwam van verschillende ondernemingen en van enkele kaderleden. Toen zei hij: “Ik kan het geld niet aanvaarden dat aan de arbeiders ontstolen is, wat ontstolen is aan degenen die de productie beheersen.” Hij aanvaardde geen enkele alliantie met de economische macht. Hoevelen zouden er in de clerus dezelfde reactie hebben gehad ?

Hoe is de Kerk geboren ?

De Kerk waarover men spreekt, die concrete historische werkelijkheid, de paus, de bisschoppen, de religieuze mannen en vrouwen, dit institutioneel geheel staat aan de oorsprong van een grote onzekerheid. [bleu]Jezus heeft geen enkele Kerk gesticht[/bleu]: hij beschouwde zichzelf als een jood. Met de eerste leerlingen, waren zij het nieuwe volk van Israël en de twaalf apostelen zijn de patriarchen van het niet nieuwe Israël. De eerste gedachte was die van voort te zetten, te verbeteren en Israël te vervolmaken.

Maar toen het Evangelie doordrong in de Griekse wereld, daar betekende Israël niet veel. Toen vond Paulus een andere naam uit: hij geeft aan de gemeenschappen die hij sticht in de steden, de naam van [bleu]“ecclesia”[/bleu], wat vertaald wordt door kerk, gemeenschap, als de gemeenschap die de stad beheerde. De gedachte was dat in de Griekse steden, het volk zichzelf beheerde. Paulus geeft er geen enkele religieuze naam aan. Hij beschouwt hen als een groep bestemd om te animeren, als een boodschap van omvorming, zodat deze het begin plaatsen van een nieuwe mensheid, een mensheid waarin allen gelijk zijn, allen beheren allen. Dan komt de brief aan de Efeziërs. Het gaat hier om een Kerk als uitdrukking van het nieuwe Israël… dit wil zeggen waar al de leerlingen van Jezus in talrijke gemeenschappen maar niet institutioneel. Verenigd door eenzelfde geloof, vormen allen de Kerk, de grote Kerk die het lichaam van Christus is. Er bestaat nog geen instelling.

Maar dat kon zo niet verder gaan… De joden die het christendom aanvaardden lieten niet geheel het judaïsme vallen. Toen het aantal christenen en het aantal gemeenschappen groeiden, begonnen er zich [bleu]structuren[/bleu] in te voeren. In de tijd van Paulus, waren er geen priesters, ook al zegt Lucas het tegengestelde. Maar Lucas heft geen enkele historische waarde, dat weet iedereen. Hij schrijft Paulus toe wat er gebeurde in zijn tijd, en hij beeldt zich dus in dat Paulus priesterraden heeft met priesters heeft gesticht. Hoe het bestaan van een bisschop rechtvaardigen als hij geen priesters wijdt ? Klaarblijkelijk, doet zich een begin van scheiding voor, die nog zeer eenvoudig is want niets wordt gesacraliseerd: de priesters worden niet gewijd zoals ook de priesters van de synagogen dat niet waren; zij hadden wel een functie, een zending van beheer, vanadministratie maar geen rituele functie, een functie van het aanleren van een leer.

Daarna verschenen de [bleu]bisschoppen[/bleu]. Op het einde van de 2de eeuw, is men van oordeel dat het episcopale schema veralgemeend is, maar dat nam tijd in beslag. Clemens van Rome, als hij zijn brief aan de Korintiërs uitgeeft, zegt “priesters” wat niet “bisschoppen” is. Er is nog geen bisschop in Rome. Maar het episcopale schema is georganiseerd geweest. Waarschijnlijk om de ketterijen te bestrijden, tegen het gnosticisme en al de nieuwe syncretistische godsdiensten die toen de kop opstaken.

En de Kerk, als universele instelling, wanneer is die te voorschijn gekomen ? In de derde eeuw, zijn er regionale concilies: bisschoppen van verschillende steden komen samen. Maar er bestond nog geen entiteit die de macht had om alles te institutionaliseren. Degene die deze universele Kerk heeft uitgevonden was keizer Constantijn. Hij vergaderde al de bisschoppen van de Romeinse wereld: reizen en onderhoud op zijn kosten en het concilie werd georganiseerd en geleid door de keizer en zijn afgevaardigden. Dat vormt een historisch precedent. Tot vandaag, zijn we nog altijd niet bevrijd van het feit dat de universele Kerk als instelling ontstaan is uit de wil van de keizer.

Daarna in de geschiedenis van de Westen, viel de Romeinse keizer weg en zo, geleidekijk aan, kwam de paus ertoe de keizerlijke functie te bereiken. In de Middeleeuwen, waren er verschillende strijden tussen de paus en de keizer, maar de paus beschouwde zichzelf altijd hoger dan de keizer. Tijdens de kruistochten, werd de paus beschouw als de ‘opperbevelhebber’ van al de christelijke legers. En in de traditie van de Pauselijke Staten, wordt dat behouden. [1]

Toen de paus de tijdelijke macht verloor [2] versterkte hij zijn macht over de Kerken: hij regeerde de Kerk als een keizer: alle machten zijn gecentraliseerd in de handen van één enkele en met al de uiterlijke schijn van een hofhouding en er zal niets de minste democratie zijn in de Kerk. Wie gidste de paus ? Het hof, de hovelingen, zijn omgeving. Zeker, hij kon niet alles alleen doen maar het betreft hier een hof helemaal gescheiden van het volk van de christenen ! We ondergaan nog altijd de gevolgen daarvan. Paus Paulus VI heeft op een dag gezegd dat men werkelijk heel de actuele functie van de paus moest veranderen, namelijk wat op hem neerkomt. Johannes Paulus II in [bleu]Unum sint [/bleu] duidt eveneens aan dat men zich ervan bewust moet worden dat die concentratie van de machten in de handen van de paus een grote hinder is in de wereld van vandaag. Er moeten andere modaliteiten gevonden worden voor het uitoefenen van de macht. Dat alles maakt deel uit van de godsdienst.

De taak van de theologie

De taak van de theologie est complex want zij heeft een functie met het oog op het Evangelie en een functie met het oog op de Kerk. Gedurende eeuwen, is de theologie de officiële ideologie van de Kerk geweest. Haar rol bestond erin te rechtvaardigen wat er gezegd en gedaan werd in de Kerk en dit met Bijbelse argumenten, gebonden aan de traditie, en al die dingen die ik geleerd heb toen ik in het seminarie was. Ongetwijfeld, ik geloof daarin niet meer maar de meerderheid blijft daarin nog geloven. Wat gebeurt er dan ?

Het eerste werk is zich de vraag te stellen: “Wat zegt het Evangelie” ? Wat komt er van Jezus ? Wat heeft te maken met de invloed van het judaïsme, met de invloed van een andere cultuur, met een andere godsdienst ? Wat komt er van Jezus ?” Het hele Nieuwe Testament komt niet van Jezus : neen. De pastorale Brieven die bijvoorbeeld spreken van de priesters : dat komt niet van Jezus. Het theologiewerk zal er dus in bestaan uit te maken wat van Jezus komt, te zeggen wat hij werkelijk heeft gewild, wat hij werkelijk heeft gedaan en waarin het voortzetten van Jezus werkelijk bestaat.

Als men de geschiedenis beschouwt, welke zijn de manifestaties geweest waarin we, onder verschillende vormen, de voortzetting van deze evangelische lijn kunnen identificeren? Willen we een impact hebben op de wereld van vandaag ? Welnu alles wat te maken heeft met het religieuze interesseert niet. Wat wel kan interesseren, dat is het Evangelie en de evangelische getuigenis. Niemand zal bekeerd worden door de theologie, hoe goed ook de cursussen zijn die ge geeft ! Niemand zal christen worden onder de invloed van de theologie.

Maar dan, om welke reden in onze seminaries denkt men dan dat de vorming van priesters erin bestaat theologie aan te leren ? Ik begrijp het niet. Het is iets heel anders dat moet gedaan worden om te evangeliseren en dat is niet ingewikkelder. Daarom heb ik besloten, 30 jaar geleden, onder het oog van God, nooit meer te werken in de seminaries, nooit meer.

Ziehier dus de evangelische lijn: Sint Franciscus… hij was een extremist. “Wat ik onderwijs, dat heb ik van niemand geleerd, zelfs niet van de paus; ik heb het rechtstreeks van Jezus geleerd doorheen het Evangelie” zei hij. Dat is het wat de wereld van vandaag kan overtuigen, een wereld die helemaal in de war is en die zich altijd meer verwijdert van de oude traditionele Kerken. Al de grote godsdiensten zijn ontstaan ongeveer tussen 1000 en 500 vóór Christus, behalve de islam die later verscheen. Maar dat is een soort tak van de joods-christelijke traditie. Ziedaar een eerste punt.

Op de tweede plaats, wat doen met de godsdienst ? Men moet in het hele systeem van de godsdienst onderzoeken wat werkelijk helpt om te vatten, om te begrijpen, om te handelen volgens het Evangelie. Kan er iets ontstaan zijn bij de monniken door ingeving van de Geest ? Het leven van de monniken in de woestijn van Egypte, dat is geen boodschap, dat komt niet van het Evangelie. Vele dingen hebben hun oorsprong in men weet niet welke traditie. Dat kan het boeddhisme zijn of andere gelijkaardige tradities. Men moet dus evalueren wat er geldig blijft vandaag en het doen met objectiviteit.

Jezus heft geen 7 sacramenten ingesteld. Tot de 12de eeuw werd er getwist over het aantal… 10, 7, 5, 9, 4 ? Men ging niet akkoord. Uiteindelijk heft men besloten dat het er 7 waren. Akkoord met de 7 dagen van het scheppingsverhaal in Genesis, de 7 planeten… dat zegt helemaal niets meer aan de actuele wereld ! Zoals bijvoorbeeld de biecht bij een priester en het sacrament van de biecht. Dat is iets dat ingesteld werd in de 12de, 13de eeuw. Waarom behouden wat helemaal geen zin meer heeft en integendeel een duidelijke verwerping veroorzaakt. Dat men de nood voelt met iemand te spreken, dat wel, maar niet precies met een priester : er zijn vele personen, vele vrouwen die deze rol kunnen vervullen en zelfs beter, met meer gematigdheid, zonder schrik aan te jagen zoals dat soms gebeurde met priesters. Dat is een eerts punt.

Er is een berg van dingen die moeten herzien worden want ze hebben geen toekomst. Het is dus nutteloos te willen verdedigen of behouden wat voortaan een hinderpaal is voor de evangelisatie en dat helemaal niet helpt. In de liturgie moeten er heel wat dingen veranderd worden : de theorie van het offer is klaarblijkelijk ingevoerd geworden door de joden. In de Tempel draagt men offers op, de priesters zijn gewijde personen die het offer opdragen. Deze theorie van het offer en dat de Eucharistie een offer zou zijn, komt dat alles wel van Jezus ? Men moet zien of dat al dan niet een waarde heeft. Waarom behouden wat geen waarde heeft ?

Men moet vervolgens de andere zijde van het probleem zien : wat niet helpt, wat geïnfiltreerd is via andere strekkingen, via andere stromingen. Zo, het ascetisch leven van Ierlandse monniken. Ierland is het eiland van de monniken geweest. Daar hadden de bisschoppen geen gezag; zij dienden om priesters te wijden, maar voor al het overige waren ze op rust. Zij die regeerden, dat waren de monniken : alles was gecentreerd op de abdijen die het equivalent waren van de bisdommen actueel. Die Ierlandse monniken hadden een ascetisch leven maar zo extreem onmenselijk voor ons dat het onmogelijk is dat dit van Jezus zou zijn gekomen, onmogelijk dat ons dat helpt want dat waren daar bovenmenselijke wezens. Er zijn geen gelijken meer vandaag… naakt zijn in een zo koude rivier daar en er naakt, al de psalmen reciteren. Men moet niet beschouwen dat dat het is christen zijn ! Het is evenmin een teken van heiligheid. Het is niet op die manier dat de heiligheid zich toont. Alles wat van daar komt moet onderzocht worden.

In de vrouwencongregaties, heeft men moeten vechten om er de gebruiken te veranderen, de tradities die helemaal niet evangelisch zijn. Hoeveel debatten hierover ! Tussen degenen die alles willen behouden en zij die willen nalaten wat niet nuttig meer is en een andere levensstijl vinden die meer aangepast is aan de huidige situatie.

En de taak die op de theologie rust ? Men moet veranderen. De traditie moet ophouden de ideologie te zijn van heel het Romeinse systeem, want dat heeft geen toekomst. Die soort theologie is reeds sinds lange tijd verlaten.

Een nieuw Latijns-Amerikaans franciscanisme

Op 16 november 1965 [bleu](tegen het einde van het Tweede Vaticaans Concilie)[/bleu], in een catacombe van Rome, zijn 40 bisschoppen, een meerderheid Latijns-Amerikanen, onder het impuls van Helder Camara, samengekomen en hebben daar wat genoemd wordt “Het Pact van de Catacomben” ondertekend. Zij engageren zich om in de armoede te leven, wat betreft het eten, het transport, het logement. Zij engageren zich, zij zeggen niet wat men moet doen, zij engageren zich en effectief, en daarna, hebben ze het ook gedaan bij hun terugkeer in hun diocees… en ook om de prioriteit te geven aan wat de armen betreft, namelijk een geheel van elementen die in die richting gaan. Ziehier dezen die de animatoren waren van de Conferentie van Medellin. Daar is een nieuwe etappe ontstaan.

Zij genoten van een gunstige context : in die tijd, had de Heilige Geest een aantal evangelische persoonlijkheden geïnspireerd De kerkelijke basisgemeenschappen waren reeds tevoorschijn gekomen. Het was een tijdperk van schepping, een tijdperk zoals er soms een voordoet in de geschiedenis… en erfenis die men moet behouden, waardevol bewaren want niets dergelijks gaat weer opschieten. Soms stelt men zich de vraag: “Waarom zijn de bisschoppen niet zoals in die tijd?” Omdat het een uitzonderlijke tijd was : in de geschiedenis van de Kerk, is dat een uitzondering. Soms gebeurt het dat de Heilige Geest uitzonderingen zendt.

De evangelisatie

Wie gaat dan de wereld van vandaag evangeliseren ? Vanuit mijn oogpunt, dat zijn de leken. Er zijn reeds talrijke groepjes jongeren opgedoken die een levensstijl hebben die veer armer is, vrij van elke organisatie van buitenaf, in permanent contact met de wereld der armen. Er bestaan er reeds en er zouden er nog meer zijn moesten deze beter bekend zijn. Dat zou een hulptaak kunnen zijn van de theologie : doen kennen wat er bestaat in de werkelijkheid waarin men zich bevindt, het Evangelie beleefd, opdat men dat zou weten en die groepjes ook elkaar zouden kennen, want anders zouden misschien ontmoedigd worden of vooruitzichten missen. Eens ze verenigd zijn, dat zij verenigingen vormen, in volle respect voor de strekkingen, spirituele modellen. Ik verwacht niet veel van de clerus. We bevinden ons in een nieuwe historische situatie.

Het is een feit dat de leken niet langer analfabeten zijn : ze hebben een menselijke en culturele vorming gekregen, een vorming van hun persoonlijkheid die heel wat hoger is dan wat men in de seminaries leert. Ze zijn beter voorbereid om te handelen in de wereld, ook al kennen ze niet veel theologie. Laten we niet denken dat dat degenen die morgen het programma van Aparecida gaan realiseren priesters zullen zijn. De seminaries die ik ken, de diocesen die ik ken zouden wellicht 30 jaar nodig hebben om een nieuwe clerus te vormen. En wie gaat deze vormen ?

De leken van hun kant zijn talrijk om gereed te zijn: het zijn mensen met een menselijke vorming en denk- en overlegmogelijkheden om contacten te leggen en relaties te vormen, groepen te leiden, gemeenschappen. Velen durven nog niet en nochtans zijn zij de toekomst.

De Heilige Stoel had kardinaal Lorscheider (Brazilië) in ballingschap gestuurd. Toen kwam er een opvolger, Claudio Humes, die alles wegwerkte wat een sociaal karakter had in het diocees : hij zette iedereen aan de deur : 300 personen met vele jaren dienst, vol menselijke mogelijkheden… zomaar, zonder omhaal van woorden. Zij hebben me gecontacteerd : “Nu kunnen we niets doen, en wat doet men nu eigenlijk?”

Ik heb hun gezegd: “Jullie zijn diep menselijke personen, ontwikkeld, met een sterke persoonlijkheid. Jullie zijn geslaagd in uw familieleven en in uw professioneel leven. Waarom moet ge u zorgen maken of de bisschop jullie al dan niet wil ? Of de pastoor al dan niet wil ? Jullie beschikken over voldoende vorming en mogelijkheden, waarom handelt ge niet ? Waarom vormen jullie geen vereniging, een groep, op een onafhankelijke wijze ? Het katholiek recht laat de vorming van verenigingen toe die onafhankelijk zijn van de bisschop, onafhankelijk van de pastoor… Is het dat niet wat men leert in de parochies ! Ge kunt een groep van 5 of 6 personen organiseren om een communicatiesysteem op te zetten, een systeem van spiritualiteit, een organisatiesysteem voor een aanwezigheid in het openbaar leven, in het politieke leven, in het sociale leven… kost dat geld ? Als ge 5 personen moet betalen, zal elkeen 2% uitgeven van wat hij wint : men kan wel 5 personen doen leven die zich daaraan wijden. Deze zijn te kiezen tussen de 25-50 jarige leeftijd want dat is het moment van de creativiteit. Tot 25 jaar is de mens op zoek naar zichzelf. Vervolgens, eens de studies beëindigd en in het bezit van een werk, dan kan hij een betekenis geven aan zijn leven. Daar bevinden zich de mensen die in staat zijn inventief te zijn. Waarom hebben ze het niet gedaan ? Waarom al die bedeesdheid ? Het zijn jullie, in de wereld, die al die mogelijkheden hebben… van de kant van de Kerk, niets”. Zij voelden niet dat ze daarvoor in staat waren, zijn hadden nood aan de bisschop, aan priesters die hun zeggen wat te doen. Hoe is het mogelijk ? Men heeft hun dat niet geleerd ! Men kan zich als een volwassene gedragen in het burgerlijk leven en als een snotter in het religieuze leven !

We kunnen dat doen in alle gebieden en streken. De toekomst hangt af van dergelijke groepen leken die reeds bestaan, ook al zijn ze nog verspreid. Daar ligt de toekomst. Het is de taak voor ons allemaal, om te beginnen met de jongeren. In Brazilië zijn er actueel 6 miljoen universiteitsstudenten : 2 miljoen komen uit arme families, ’t is zeggen waar men minder dan driemaal het minimumloon verdient. Met “minder” kan men niet deftig leven. Waarin bestaat de aanwezigheid van de clerus ? Deze is uiterst klein. Enkele religieuzen… en van het diocees, is er geen. En daar is de toekomst. Het zijn jongeren die de wereld ontdekken. Sommigen geven zich weliswaar over aan drugs, laten zich omkopen maar dat is een minderheid; over het algemeen genomen zijn dat personen die iets willen maken van hun leven. Als zijn het Evangelie niet kennen, zullen ze ook niet als christenen leven. Men moet hun het Evangelie uitleggen maar niet met theologiecursussen, uitleggen met de actie, door deel te nemen aan acties die werkelijk diensten zijn geboden aan de armen. Dat is mogelijk.

De taak van de theologie ? Men zal moeten veranderen, minder academisch zijn, meer gericht naar de wereld buiten, naar mensen die niet in netwerk zitten van de invloed van de Kerk, die niet dient. Een aanwezigheid zijn, een leesbare theologie bieden zonder een scholastieke vorming te hebben – want vroeger toen men geen Aristotelische vorming had, dan kon men helemaal niets begrijpen van die traditionele theologie. Welnu de Aristotelische filosofie is dood, ’t is te zeggen, de filosofen van de 20ste eeuw hebben haar begraven. We moeten nu gaan uitvinden : hoe gaan we ons openstellen voor de wereld ?

José Comblin – Brazilië – maart 2010
 

[1(De Pauselijke Staten werden door de Lombarden toegekend aan het pausdom onder druk van Pepijn de Korte, onder de benaming van “donatie van Constantijn”. Deze Staten van de Kerk werden gehecht aan het Koninkrijk Italië in 1870. De akkoorden van Latrano gesloten tussen het Vaticaans hebben in 1924 de kleine Vaticaan Staat gschapen.)

[2(door de aanhechting van de Pauselijke Staten in 1870)


Homepagina | Contact | Overzicht van de site | | Statistieken van de site | Bezoekers : 380 / 1154862

De activiteit van de site opvolgen nl  De activiteit van de site opvolgen België  De activiteit van de site opvolgen Hedendaags geloof   ?    |    titre sites syndiques OPML   ?

Site gebouwd met SPIP 3.0.28 + AHUNTSIC

Creative Commons License